Tussen 1913 en 1921 bouwde architect Leliman de mijnwerkerskolonie Treebeek. Na het afbreken van het centrum rond het Treebeekplein is de wijk getransformeerd naar een open vlakte met drielaagse portiek etageflats. Het voortschrijdende stedenbouwkundige ‘inzicht’ heeft ertoe geleid dat de portiek etage flats nu worden gesloopt en vervangen door grondgebonden woningen.
Binnen de 45 grondgebonden woningen zijn 14 verschillende, met name levensloopbestendige woontypologieën ontworpen. De plattegronden zijn flexibel van opzet. Er is gekozen voor een terughoudende architectuur die qua massa, materiaal en kleur goed aansluit bij het aangrenzende oorspronkelijke plan zonder te vervallen in slaafse imitatie.
Voor opdrachtgever en architect is duurzaamheid vanuit een ‘low tech’ mentaliteit vanzelfsprekend voor de toekomstwaarde. Opdrachtgever investeert zowel in renovatie van de 100 jaar oude mijnwerkerswoningen als duurzame nieuwbouw. Op bouwtechnisch niveau is geïnvesteerd in een hoge Rc-waarde die voorbereid is op de toekomst in combinatie met eenvoudige, geoptimaliseerde installaties.
De kangoeroe woningen in het midden van het Treebeekplein gaan uit van een mediorwoning [van opa en oma] op de begane grond en een gezinswoning met dakterras erboven. Dit type sluit qua functionaliteit aan op ontwikkelingen van kinderopvang tot mantelzorg.
De synergie tussen oud en nieuw in Treebeek is te lezen als een conversatie over waardering en vernieuwing. De stedenbouwkundige en programmatische randvoorwaarden leidden samen met de ambitie op het vlak van de duurzaamheid tot nieuwe woningen met een nadrukkelijke ruimtelijkheid. Verschillen en overeenkomsten tussen woningbouw van nu en eeuw geleden worden niet verstopt maar spreken voor zich zelf. Beide vanuit een pragmatische attitude om met de beschikbare middelen tot een optimale kwaliteit te komen. De synthese binnen de wijk gaat zo zonder te schreeuwen een discussie over Nederlandse tradities en architectuur niet uit de weg.