Tekst: Kirsten Hannema
Foto: Sebastian van Damme
Totaalopdrachten realiseren, van de eerste schets tot en met het laatste detail: dat was wat Koen van Velsen voor ogen stond toen hij in 1977 zijn architectenbureau oprichtte. Vanuit die visie werkte hij aan uiteenlopende projecten, van woonhuizen tot een entreepaviljoen bij Museum Paleis Het Loo, van het revalidatiecentrum Groot Klimmendaal in Arnhem tot het multifunctionele stationsgebouw van Breda. Projecten waarvoor hij de nodige architectuurprijzen ontving. Met het sport- en woongebouw Huis op Zuid is hij genomineerd voor de Abe Bonnema Architectuurprijs 2025.
‘Het is fijn om te horen dat je werk gewaardeerd wordt,’ zegt Van Velsen in zijn kantoor aan een gracht in Amsterdam, waar hij zes jaar geleden vanuit Hilversum naartoe verhuisde. ‘We hadden met ons team wekenlang gewerkt aan een tender en net gehoord dat we tweede waren geworden. Dat kwam best hard aan. Twee uur later werden we gebeld over de nominatie. Een mooie opsteker.’
Het thema van deze editie is ambitie. Wat was jouw ambitie toen je 48 jaar geleden een eigen bureau begon?
‘Wat ik altijd gewild heb, is van de eerste schets tot het laatste detail – inclusief nazorg – betrokken zijn bij een project. Totaalopdrachten. Mijn streven is om zo weinig mogelijk projecten zo goed mogelijk te doen, niet geld verdienen. Ik zeg altijd: ik heb geen bedrijf, maar een team van mensen met wie ik werk. Eens in de zoveel tijd vergeet ik om op tijd een nieuwe opdracht te verwerven. Dan moeten we extra hard meedoen aan tenders.’
‘Toen ik begon, werd ik voor opdrachten gebeld, door een wethouder, een ambtenaar of een schoolbestuur. Of ik eens wilde komen praten. Zo werd je uiteindelijk gekozen. Met nieuwe EU-wetgeving is in 2000 de tendercultuur het land ingeslopen. Dat heeft gezorgd voor inperking van de opgaven, want je moet referentieprojecten tonen, die niet ouder mogen zijn dan vijf jaar.’
‘Het liefst doe ik veel verschillende opgaven. Specialisatie is nodig om productie te draaien, maar daar ben ik niet goed in. Ik gedij bij gekke, ingewikkelde plekken en opgaven waarvoor ik dingen moet onderzoeken, iets nieuws moet bedenken.’
Hoe past Huis op Zuid binnen jouw oeuvre?
‘Ik zie het project als een buurthuis. Daarbij waren twee dingen cruciaal. Eén: dat de plek door iedereen in de – multiculturele – buurt gebruikt wordt. Twee: dat het een dynamisch gebouw zou worden. Als ik daar kom, wil ik volwassenen en kinderen zien sporten, koffiedrinken, over de trappen hollen. Dan let ik op doorzichten, waar kom je elkaar tegen, waar ga je even zitten. Het doel is niet enkel een gebouw ontwerpen, maar ook: het tot leven brengen.’
Je hebt veel verschillende soorten gebouwen gemaakt, is er nog een opdracht waar je van droomt?
‘Het belangrijkste is voor mij een leuk proces. Het beste project maak je ook als alle neuzen dezelfde kant op staan. Dan kun je gaan voor een 10. Kijk, je hebt de opdrachtgever, de projectmanager, de aannemer en de gebruiker. Voor iedere partij die niet goed meewerkt, moet je van die 10 een punt aftrekken. Een 6 kunnen wij niet accepteren.’
Hoe verliep de samenwerking bij Huis op Zuid?
‘Het was best ingewikkeld, doordat er in de planvorming het nodige veranderde en het project feitelijk twee gebouwen omvat: het zwembad voor de gemeente en de woningen van projectontwikkelaar Synchroon. Bovendien bleek het ontwerp te duur. De projectmanager wilde er met de kaasschaaf overheen. Ik heb gezegd dat het mijn verantwoordelijkheid is om de kosten te reduceren, vanuit het overkoepelende idee: een gebouw als een baken dat je ervaart als één geheel.’
‘We hebben het opgelost door de gevels – bedacht in glasvezelversterkt beton – uit te voeren in een ander materiaal met eenzelfde uitstraling. Doordat de projectmanager mij op deze manier leerde kennen, ontstond vertrouwen; heel belangrijk voor een fijne samenwerking.’
‘Wij denken na over alle materialen, hoe details passen bij het grotere idee, of ze er na tien, twintig jaar nog goed eruitzien. Al die dingen helpen om een gebouw te maken waarin de beleving maximaal positief is. Ik hoop dat mensen als ze het gebouw binnenlopen, niet alleen zien hoe het eruitziet en gebruikt wordt, maar zich er echt prettig in gaan voelen.’
Ambitie verwijst ook naar de ontwikkeling van een nieuwe, duurzame bouwcultuur. Hoe kijk jij daarnaar?
‘Circulair bouwen is een nieuw woord voor een oude manier van werken. In mijn jeugd was duurzaamheid gewoon. Mijn vader was aannemer en kwam altijd thuis met hout uit gesloopte panden. Dat lag op ons erf en wij kinderen – ik kom uit een gezin van acht – haalden dan de spijkers eruit. Schroeven gingen in een potje voor hergebruik.’
‘In de daaropvolgende decennia zijn we steeds meer rationeel gaan bouwen, slordig geworden met hoe we leven en materialen gebruiken. We zijn zo’n zestig jaar niet duurzaam bezig geweest, op alle fronten.’
Gaat de verandering snel genoeg?
‘Doordat er steeds meer aandacht voor is, wordt het makkelijker om het weer ‘als vanouds’ te doen. Daarvoor is de juiste mentaliteit nodig, maar ook kennis van materialen.
In 2016 deed ons bureau mee met een tender voor een school in Rotterdam Schiebroek. De draagconstructie van het gebouw hadden we in beton bedacht. De markt was destijds nog niet klaar voor houtbouw. Nu zou je er niet meer over denken om het in beton te doen.’
‘De traditionele ontwerpmethode is om een idee te vertalen naar een bestek en de materialen daarbij te bestellen. We zullen in de toekomst meer denken vanuit wat er beschikbaar is op de tweedehands markt. Je ziet de opkomst van bedrijven die panden demonteren en de materialen sorteren. Er ontstaan op veel niveaus initiatieven waardoor hergebruik weer een vanzelfsprekend onderdeel wordt van ons werk.’
Je bent nu 73 jaar. Denk je wel eens na over een leven na het werk?
‘Ik voel me goed, we werken aan mooie opdrachten, ik geniet van het leven in Amsterdam, waar ik op de fiets naar mijn werk kan. Dus nee, ik denk niet aan stoppen. Het bevalt me nog prima.’
Koen van Velsen begon in 1977 zijn architectenbureau. Hij heeft in de afgelopen vijftig jaar een omvangrijk oeuvre opgebouwd, gevarieerd in schaal en typologie. Van zijn hand zijn onder andere de Nederlandse Filmacademie en de Rijksakademie van beeldende kunsten in Amsterdam.
Veel projecten zijn gewaardeerd met (internationale) nominaties en prijzen. In 2013 en 2017 was hij ook genomineerd voor de Abe Bonnema Prijs met respectievelijk de entree van Paleis Het Loo en de Openbaar Vervoer Terminal Breda. Koen van Velsen ontving diverse onderscheidingen voor zijn gehele oeuvre: de BNA-kubus, de Mart Stam Prijs en de Rietveldprijs.