Tekst: Kirsten Hannema
Foto: Stijn Bollaert
Architecten Rick ten Doeschate, Ingrid van der Heijden, Gert Kwekkeboom en Jan Lebbink hadden bij de oprichting van hun bureau Civic Architects een duidelijk doel: publieke gebouwen maken, werkend vanuit het bestaande, met aandacht voor materiaal en atmosfeer. Het thema duurzaamheid zien ze als aanleiding voor het creëren van ‘een nieuwe esthetiek’. Hoe dat in de praktijk werkt, tonen ze met de transformatie van een voormalig laboratoriumgebouw tot de faculteit ITC in Enschede, waarmee ze zijn genomineerd voor de Abe Bonnema Architectuurprijs 2025.
Twee jaar geleden waren jullie met het Schoenenkwartier in Waalwijk genomineerd voor de Abe Bonnemaprijs 2023. Wat is er sindsdien gebeurd?
JL: ‘We hebben een aantal nieuwe opdrachten binnengehaald, onder andere voor een cultuurpodium in Breda en de uitbreiding van Paradiso in Amsterdam. Ook hebben we de sprong naar het buitenland gemaakt met projecten in Luxemburg, Brussel en Duitsland.’
GK: ‘We vieren dit jaar ons tienjarig bestaan, wat aanleiding was voor een moment van reflectie. We staan nog steeds voor de thema’s die we bij de oprichting van het bureau formuleerden: publieke betekenis, tijd en context, atmosfeer, materialiteit. Daaraan hebben we later duurzaamheid toegevoegd.’
Wat betekent duurzaamheid voor jullie?
RtD: ‘Wij willen een ontwerpende vorm voor duurzaamheid en circulariteit vinden. Ooit was die link vanzelfsprekend: oriëntatie en gebouwmassa werden ingezet om hitte buiten te houden; de wintertuin of serre om de zon binnen te halen; ventilatie werd via trek natuurlijk geregeld. Deze aloude passiefbouwprincipes zijn met de introductie van de centrale verwarming naar de achtergrond verdwenen. Voor de Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam(IABR) 2018 hebben wij die onderzocht en in kaart gebracht.’
JL: ‘Bij het project voor ITC hebben wij die principes opnieuw toegepast. Zo hebben we in het ontwerp voor de zuidgevel bestaande lamellen hergebruikt, terwijl via de volledig glazen noordgevel maximaal daglicht binnenvalt. De belangrijkste ingreep was het toevoegen van vier binnentuinen, die onderdeel zijn van het klimaatsysteem. Met de lucht die daarin wordt gebufferd en gefilterd, kun je een groot deel van het jaar natuurlijk ventileren. In die tuinen wordt regenwater opgevangen en ze voegen ruimtelijke kwaliteit toe aan het gebouw, dat donker en gesloten was.’
Zien jullie dit gebouw als een prototype?
IvdH: ‘Het staat voor een manier van werken die wij al eerder in de LocHal en het Schoenenkwartier toepasten, vanuit de vraag: wat tref je aan en wat kun je daarmee?’
GK: ‘Het is ook symbolisch voor hoe we natuur meer moeten toelaten in gebouwen.’
JL: ‘Ik zie het project ook procesmatig als een prototype. Het lef dat de opdrachtgever – de Universiteit Twente – hier laat zien, is bijzonder. Zij wilden in eerste instantie duurzaamheidswaarden via labels behalen, overwogen zelfs om de techniek leidend te maken. Maar ze hebben zich opengesteld voor een radicaal andere aanpak.’
RtD: ‘Vaak denken aannemers, installatieadviseurs, constructeurs en architecten vooral vanuit hun eigen discipline. Ze regelen ieder hun eigen onderdeel, maar met al die deeloplossingen heb je nog geen passende puzzel. Bij dit project hebben we het anders aangepakt, door gezamenlijk te werken vanuit een integraal eindbeeld. Om iets te maken dat meer is dan de spreekwoordelijke som der delen.’
GK: ‘Dat het gelukt is, ligt ook aan hoe wij te werk gaan, door de opdrachtgever en constructeur in die aanpak mee te nemen, uit te dagen.’
Wat is jullie ambitie voor de komende tien jaar?
JL: ‘Wij willen het noodzakelijke thema duurzaamheid aangrijpen om een nieuwe architectuur te maken, in materiaal, techniek, esthetiek. Om een voorbeeld te geven: voor de kozijnen in de ITC-faculteit hebben we geen massief eikenhout gebruikt, maar samengesteld hout van reststukken. De metalen systeemwanden, die doorgaans wit worden geschilderd, hebben we onafgewerkt gelaten. We accepteren kleurverschillen en omarmen het patina van het gebouw. Daarmee bespaar je op materiaal en arbeid, en creëer je tegelijk sfeer.’
RtD: ‘Goed ontwerpen wordt met deze werkwijze nog belangrijker, want al die materialen en kleuren moeten bij elkaar passen. Zo hebben we meegekeken toen de betonzagers de gaten in de verdiepingsvloeren maakten. We hebben uitgelegd dat de zaagrand niet netjes moest worden, maar een ‘rafelrand’. Eigenlijk hebben we esthetische sloop toegepast.’
GK: Een andere ambitie is om landschapsarchitectuur een grotere rol te geven in projecten.’
IvdH: ‘Recent heb ik mijn tweede titel behaald als interieurarchitect. Daardoor kunnen we ons als bureau ook binnen die discipline verder ontwikkelen. Ik werk onder andere aan het interieur van het Gutenberg-Museum in Duitsland.’
Jullie maken publieke gebouwen, zien jullie ook een rol voor jezelf in het publieke debat?
GK: ‘Tot nog toe zijn we vooral met projecten bezig geweest, dat was echt een leerschool. Je moet kennis van zaken hebben voordat je je publiek uitspreekt.’
JL: ‘Het IABR-onderzoek had een publiek karakter. We hebben het online toegankelijk gemaakt en veel presentaties erover gegeven. Als bureaupartners hebben we tot nog toe veel zelf gedaan, van de eerste schets tot en met de bestektekeningen. De komende jaren zal een jongere generatie medewerkers een deel van onze taken overnemen, waardoor wij meer die publieke rol kunnen oppakken.’
RtD: ‘Wat ik wil inbrengen in het debat, is dat je voor het waarmaken van architectonische ambities ook een gezond bedrijf nodig hebt. Architecten verdienen structureel te weinig, mede door het tendersysteem waarbij bureaus elkaar beconcurreren voor een beperkte vergoeding. Tegenover elke gewonnen tender staan vier verloren ontwerpprijsvragen, waarin wij veel meer uren stoppen dan we betaald krijgen.’
Wat is de oplossing?
RtD: ‘De BNA heeft het afgelopen jaar goede stappen gezet om het probleem scherp te krijgen en het bij de politiek op de agenda te zetten. Dat is een begin. Maar uiteindelijk zal het tendersysteem van de overheid om moeten. Kijk naar Frankrijk. Daar worden alle deelnemende architecten aan een aanbesteding betaald voor hun ontwerpinzending.’
Is prijzen winnen belangrijk voor jullie?
GK: ‘De Abe Bonnemaprijs is in mijn optiek de meest architectonische prijs van Nederland. We zijn trots dat we met meerdere gebouwen daarvoor genomineerd zijn.’
RtD: ‘Mag ik een persoonlijke ontboezeming doen? Het maken van een gebouw als de ITC-faculteit is best zwaar. De experimentele aanpak en het creatieve proces maakten mij bij vlagen onzeker. Als een gebouw net opgeleverd is, zie ik alleen maar schroeven die scheef zitten. Een schouderklopje krijgen in de vorm van een nominatie of prijs, is dan best prettig.’
JL: ‘In het begin, toen het klimaatsysteem van het gebouw nog niet goed was ingeregeld, kregen we klachten van gebruikers. Dan word je knap zenuwachtig. We komen er nog steeds regelmatig voor rondleidingen en krijgen nu te horen dat iedereen superblij is. Daar doe je het uiteindelijk voor.’
Bureau Civic Architects is in 2015 opgericht door vier architecten: Rick ten Doeschate, Jan Lebbink, Ingrid van der Heijden en Gert Kwekkeboom. Ze zijn afgestudeerd aan de Universiteit Eindhoven en zijn medeoprichters van The Cloud Collective, een coöperatie
van ontwerpers.
Het bureau richt zicht vooral op publieke gebouwen zoals bibliotheken, onderwijsgebouwen, cultuurgebouwen en stations. De oprichters delen al het auteurschap en werken gezamenlijk aan ideevorming en planontwikkeling. Onderzoek speelt een cruciale rol in het ontwerpproces.
Voor de LocHal in Tilburg en het Schoenenkwartier in Waalwijk ontving Civic Architects verschillende nationale en internationale prijzen. Ook werd het Schoenenkwartier genomineerd voor de Abe Bonnema Architectuurprijs 2023.
ITC in Enschede werd verkozen tot BNA Beste gebouw van het jaar 2024 en werd genomineerd voor de NRP Gulden Feniks 2024.