Tekst: Kirsten Hannema
Foto: Egbert de Boer

In 2019 deden Anna Tsagkalou, Margot Holländer en Kosmas Spanidis in een studententeam van de TU Delft mee aan de Solar Decathlon, een internationale studentencompetitie voor duurzame woonconcepten. Hun inzending – een prototype voor het verbouwen van leegstaande kantoren – werd zo goed ontvangen dat ze na hun afstuderen besloten om verder te gaan als bureau. Onder de naam MOR Studio vestigden zij zich in Rotterdam.

Met hun eerste gerealiseerde project, de transformatie van een voormalig datacenter in Utrecht tot studentenwooncomplex Baobab, zijn ze genomineerd voor de Abe Bonnema Architectuurprijs 2025. ‘We voelen ons vereerd met de nominatie,’ zegt Tsagkalou. ‘En ook wel trots dat wij als expats – drie niet-Nederlanders – genomineerd zijn,’ vult Holländer aan. ‘Maar bovenal voelt het als een erkenning van onze visie. Dit project vat samen wat wij willen als bureau: leegstaande gebouwen omvormen naar energiepositieve woningen.’

Jullie hadden als beginnend bureau meteen een missie?
MH: ‘De naam MOR Studio komt van Modular Office Renovation, de inzending waarmee wij meededen aan de Solar Decathlon. Als casus kozen we de – destijds leegstaande -Marconitorens in Rotterdam. Wij bouwden één op één een hoekappartement op de 23ste verdieping en toonden hoe je het kantoor kunt transformeren tot energiepositieve woningen met behulp van prefabelementen. We eindigden als tweede. Met een groep van zeven mensen uit het team besloten we om het concept op de markt te brengen. Dat was het begin van ons bureau.’
AT: ‘Wij zien als bedrijf twee “hoofduitdagingen”. Eén: de woningcrisis oplossen door transformatie van leegstaande gebouwen in betaalbare woningbouw. Twee: Die transformatie bewerkstelligen op een netto positieve manier, waarbij we het gebruik van energie, water, lucht, materialen en groen – inclusief moestuinen – integraal oplossen.’

Hoe kwamen jullie aan de opdracht voor Baobab?
MH: ‘Na de Solar Decathlon, die plaatsvond in Hongarije, hadden we ons prototype in Delft herbouwd. De voormalige directeur van projectontwikkelaar Jebber, onderdeel van de Stichting Studenten Huisvesting Utrecht, kwam kijken. Zij dacht dat onze aanpak geschikt was voor het leegstaande datacenter in Utrecht. Zo raakten we in gesprek.’

Hoe pakte het concept uit in de bouwpraktijk?
AT: ‘Het was een uitdaging om 206 woningen in een gebouw met een ongebruikelijke dimensionering te passen. We hebben lang gepuzzeld op de plattegronden, waarbij we de grote verdiepingshoogte gebruikten voor het maken van tussenvloeren en een variatie aan woningen en collectieve ruimtes. Juist omdat er veel mensen in het gebouw wonen, was het belangrijk om het energieverbruik te tackelen. We begonnen met goed isoleren en bedachten om niet alleen zonnepanelen op het dak te plaatsen, maar ook aan de gevels te hangen.’
MH: ‘Tegelijk deden we – in de conceptfase – zelf alle duurzaamheidsberekeningen: hoe veel energie gaan die zonnepanelen leveren, wat verbruiken de studenten tijdens piekuren. En: hoe verhouden de kosten van renovatie zich tot sloop-nieuwbouw? Want dat was ook een optie voor de opdrachtgever.’
AT: ‘Naast de wil om duurzaam te bouwen, speelde de factor tijd mee in de uiteindelijke keuze voor transformatie. Niet slopen betekent dat je sneller aan de slag kunt.’

Hoe kijken jullie naar de ontwikkeling van een nieuwe, duurzame bouwcultuur?
MH: ‘Ontwerpen met wat er is, maakt creatiever. Wij vinden het daarom leuker. Een nieuwe bouwcultuur betekent voor ons ook dat je duurzaamheid kwantificeerbaar maakt en werkt met data-gedreven ontwerpen. Een gevel maken van hout of biocomposiet kan interessant zijn, maar als je de CO2-uitstoot gaat meten, is dat misschien niet waarmee je de meeste impact op het klimaat maakt. Wij willen de kleinst mogelijke CO2-voetafdruk voor onze gebouwen.’
AT: ‘Als je bestaande architectuur koestert, blijven waardevolle plekken in buurten behouden, samen met de herinneringen van bewoners. Dat is een ander positief aspect van duurzaam bouwen op stedelijk niveau.’

Zijn er ook negatieve aspecten aan duurzaam bouwen?
MH: ‘Wij zien een “polariserende” discussie – zelfs binnen ons bureau – rond de vraag: is duurzaam ook mooi? We zijn als maatschappij gewend aan de esthetiek van het nieuwe, aan alles aftimmeren met gipsplaten. De demontabele gevel van Baobab en het interieur met hergebruikt casco zien er anders uit. Met hergebruik en biobased materialen krijg je een ander soort esthetiek; vorm volgt duurzaamheid. Het is aan ons als architecten om dat idee te vertalen naar comfortabele ruimtes en een aansprekend beeld.’

Hoe zien jullie de toekomst van jullie bureau?
MH: ‘Wij werken onder andere aan de zero-waste-renovatie en kleinschalige biobased nieuwbouw. Daarnaast zouden we graag weer een groot transformatieproject zoals Baobab realiseren. Samen met Respace en The New Makers, die circulaire inbouwsystemen maken, zijn we het Transformatieloket gestart. Dat is een informatiecentrum voor vastgoedeigenaren, gemeentes en een ieder die transformatie van een gebouw overweegt. Wij bieden ontwerpend advies en verbinden partijen aan investeerders. Inmiddels zijn we met verschillende gemeentes en projectontwikkelaars in gesprek over transformatie van kantoren naar tijdelijke huisvesting.’

Zet Nederland genoeg stappen op het gebied van duurzaam bouwen?
MH: ‘Sinds onze deelname aan de Solar Decathlon is er weinig gebeurd in de politiek. Het idee was destijds dat kantoren die lager scoren dan energielabel C in 2023 verduurzaamd moesten worden of getransformeerd naar woningbouw. Daarvoor moesten wij als studenten een businessplan maken. Maar dat voornemen van de politiek is nooit bekrachtigd.’
AT: ‘We zien wel meer animo voor transformaties, maar om projecten van de grond te krijgen, is een beloning nodig. Een CO2-belasting zou helpen.’
MH: ‘We hebben in opdracht van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland onderzoek gedaan naar “omissies” in de berekening Milieu Prestatie Gebouwen, waardoor transformatie minder gunstig uit de bus komt. Zo wordt de bestaande draagstructuur van het datacenter meegerekend als ingebracht materiaal. Het project heeft een MPG van 0,71. Als je de bestaande gebouwdelen eruit zou halen, kom je op 0,44 – dat is de helft van de huidige maximumscore.
Het goede is: de Nederlandse overheid geeft in elk geval rekenregels om mee te werken. In Griekenland en Oostenrijk zijn we nog niet zo ver. Dat is de reden dat wij naar Nederland zijn gekomen: het duurzaamheidsbeleid is hier veel progressiever.’

Anna Tsagkalou

 

MOR Studio is een jong architecten- en ingenieursbureau dat in 2020 is opgericht, als voortzetting van een studententeam van de TU Delft dat meedeed aan een internationale studentencompetitie voor duurzame woonconcepten. Anna Tsagkalou, Margot Holländer en Kosmas Spanidis, de drie partners van MOR Studio, maakten deel uit van deze groep.
Baobab is hun eerste gerealiseerde project. De missie van MOR Studio is tweeledig. Enerzijds de woningcrisis oplossen door transformatie van leegstaande gebouwen in betaalbare woningbouw en anderzijds door dat op een netto-positieve manier te doen, waarbij geen grondstoffen verspild worden.

morstudio.nl