Door Leon Sebregts
Met verschillende generaties onder één dak wonen. Onderzoek toont aan dat het voordelen heeft voor individu én samenleving. Architect Auguste van Oppen (39) ontwierp het Drie Generatiehuis voor zijn eigen gezin en is een van de vijf genomineerden voor de Abe Bonnema Prijs voor Jonge Architecten 2020.
Je ontwierp het Drie Generatiehuis voor je eigen gezin en schoonouders. Hoe kwam deze bijzondere manier van samenwonen tot stand?
‘De oorsprong van het Drie Generatiehuis ligt in de economische crisis. Mijn vrouw en ik woonden in een klein appartement, waar we snel uit zouden groeien. Omdat het zelfs in de crisis vrijwel onmogelijk was in Amsterdam betaalbare woonruimte te vinden, probeerde ik als zelfstandig architect eigenhandig iets van de grond te krijgen. Pogingen om als trekker van een collectief een kantoorgebouw en een voormalig klooster om te vormen tot woningen bleken te ingewikkeld, maar wekten wel de interesse van mijn schoonmoeder. Ze zag zichzelf al wonen in dat klooster! Toen er zelfbouwkavels beschikbaar kwamen aan de Klaprozenweg, besloten we de krachten en middelen te bundelen. Om een kavel te bemachtigen, hebben we drie weken in de rij moeten liggen. Het was de moeite meer dan waard.’
Schuilt in de herwaardering van het meergeneratiehuis een oplossing voor uitdagingen waar we de komende jaren mee te maken krijgen?
‘Daar ben ik vast van overtuigd. Geïntegreerd wonen en diversiteit in de woonomgeving zijn een voorwaarde voor leefbare en duurzame steden. Op het platteland is het nog steeds vrij normaal om met generaties samen op een erf te wonen. Een vertaling naar de stedelijke context is wenselijk. In Duitsland en Engeland lopen op het moment diverse onderzoeken naar dit soort samenlevingsvormen. Ze tonen aan dat het mengen van generaties vele voordelen heeft voor individu en samenleving. Het is aan ontwerpers om typologieën te bedenken die het mogelijk maken er voor elkaar te zijn als dat nodig is en je terug te kunnen trekken als dat gewenst is. Ook op een grotere schaal. In het Drie Generatiehuis zorgt een ingenieuze verticale ontsluiting ervoor dat beide woningen zelfstandig functioneren en de privacy gewaarborgd is. Dichtbij, maar toch gescheiden.’
Op welk moment besefte je dat je architect wilde worden en je misschien wel ooit je eigen huis zou ontwerpen?
‘Als kind heb ik met mijn ouders gedurende tien jaar in de Verenigde Staten en Japan gewoond. Als klein jongetje uit Zuid-Limburg maakten de glanzende wolkenkrabbers daar veel indruk. Inmiddels weet ik dat de wereld door dergelijke torens niet beter of mooier wordt, maar de kiem is daar wel gelegd. Tijdens de studie ontdekte ik pas echt de kracht van architectuur. Het is bijzonder hoe je door middel van architectuur levens van mensen op een positieve manier kunt beïnvloeden.’
Die sociale component zie ik ook in jullie huidige projecten terug. Is dat een bewuste keuze?
‘Jazeker. We zoeken altijd de balans tussen de architectonische verfijning op de kleine schaal en het creëren van goed functionerende sociale structuren op de grotere schaal. Door belanghebbenden, toekomstige bewoners en gebruikers centraal te stellen, proberen we plekken te maken die echt iets voor mensen betekenen. We hebben het geluk aan veel projecten te mogen werken die van zichzelf al een sociale inslag hebben, maar ook in de meer commerciële opdrachten bouwen we kwaliteiten in die meerwaarde bieden. Bij ons ontwerp voor een woontoren op Oostenburg houden we ons niet alleen bezig met woningtypen en het architectonische detail, maar ook met de vraag hoe je in een toren een hechte gemeenschap creëert en mensen in beweging krijgt. Op verschillende hoogten maken we kwalitatief hoogwaardige lobby’s die met snelle liften te bereiken zijn. Uitnodigende trappen leggen de verbinding met de overige verdiepingen. Ik ben heel benieuwd hoe dit sociale experiment in de praktijk zal functioneren.’
Waar haal je je inspiratie vandaan in deze experimentele zoektocht naar kwaliteit?
‘Geen enkel project ontstaat uit het niets, je staat altijd op de schouders van de mensen voor je. Door oplossingen van voorgangers te bestuderen en je open te stellen voor ideeën van buitenaf ontstaat een mix van ontwerpvarianten. Ik kijk daarbij vooral hoe iets in elkaar zit en probeer voor mezelf te verklaren wat er goed aan is. Dat kunnen bijvoorbeeld de structuren en de sociale inslag van Herman Hertzberger zijn, maar ook het functioneel minimalisme van Lacaton & Vassal. Ik vind het bijna poëzie hoe zij in Frankrijk met niet meer dan het strikt noodzakelijke grote kwaliteit toevoegen aan flats die wij in de Bijlmer al lang gesloopt hebben.’
Zijn er zaken waar je tegenaan loopt in de ontwerppraktijk?
‘Het vakgebied is best fragiel. Omdat we als architecten graag allemaal iets willen maken, worden we vrij snel tegen elkaar uitgespeeld. In ontwerpprocessen zie ik regelmatig dat architecten over de volle linie worden gemarginaliseerd. Het zou goed zijn als we ons als vakgebied beter organiseren en een vuist maken om duidelijk een ondergrens aan voorwaarden te stellen. Als de voorwaarden aan de voorkant helder zijn, wordt het makkelijker om risico’s te nemen en uiteindelijk meer kwaliteit te leveren voor de mensen om wie het gaat.’
Hoe zie je de toekomst van BETA?
‘Evert en ik zijn bevoorrecht met een grote variatie in opdrachten. Ik hoop dat dit ook in de komende jaren zo blijft. De schaal in de zin van grootte van projecten is niet zo belangrijk, het gaat meer om de schaal van de impact die we met projecten bereiken. Als we moeten groeien om dat te kunnen realiseren, dan zal ik me ervoor inzetten een fijne bureaucultuur te creëren. Uiteindelijk hoop ik door de projecten die we maken en de manier waarop we dat doen talentvolle mensen te inspireren zich bij ons aan te sluiten. Hoe mooi zou het zijn als architecten die nu afstuderen weer op onze schouders gaan staan?’
Auguste van Oppen (1981) richtte in 2015 met Evert Klinkenberg BETA office for architecture and the city op, nadat beiden afzonderlijk tien jaar werkervaring hadden opgedaan. Met BETA werkt hij aan een breed palet van opgaven, vaak met een sociale component. In 2008 won hij de Europan 9 competitie. Voor de low budget transformatie van de Ru Paréschool in Amsterdam Slotervaart tot huiskamer van de buurt werd BETA bekroond met de NRP Gulden Feniks en de Amsterdamse Architectuur Prijs.
Met het project Drie Generatiehuis in Amsterdam is Auguste van Oppen genomineerd voor de Abe Bonnema Prijs voor Jonge Architecten 2020. De andere genomineerden zijn: Lieke Göritzlehner met woonhuis mb, Ard Hoksbergen met basisschool Veerkracht, Jasper Smits met ZigZag en Enzo Valerio met Playtime. De bekendmaking van de winnaar op 13 december 14.00 uur is voor iedereen via een livestream te volgen. abebonnemaprijs.nl
AUGUSTE VAN OPPEN (Heerlen, 1981) • BETA
Auguste van Oppen studeerde in 2006 cum laude af als architect aan de TU Delft. In 2008 won hij Europan 9 met een masterplan voor gemengde ontwikkeling in de Amsterdamse wijk Buiksloterham. Voor de transformatie van de Ru Paré school in Amsterdam ontving hij samen met twee collega-architecten de Gulden Feniks 2017 en de Gouden A.A.P. 2018. Tussen 2008 en 2015 was Auguste van Oppen partner bij O + A. In 2015 startte hij met zijn bureau BETA, samen met Evert Klinkenberg.