Tekst: Kirsten Hannema
Foto: Jonathan Widdershoven
Joey Rademakers is voor de Abe Bonnema Prijs voor Jonge Architecten genomineerd met de transformatie van een oude boerderij in Maastricht tot zijn eigen woonhuis-atelier. Hij ziet de nominatie als een erkenning voor zijn experimentele werkwijze, en voor de duurzame bouwwijze die besloten ligt in rurale bouwwerken. ‘Ik ben ervan overtuigd dat je die kwaliteit ook in een stedelijke omgeving en nieuwbouw kwijt kunt.’
Het bureau dat je oprichtte samen met Roel Slabbers heet De Nieuwe Context. Waar staat die naam voor?
‘Wij studeerden in 2013 af aan de Architectuur Academie Maastricht, het was door de economische crisis een lastige tijd om te beginnen als architect. We hadden ons bureau Slabbers&Rademakers kunnen noemen, maar wilden iets neerzetten dat onze visie op bouwwerken projecteert. Intrinsiek gaat bouwen altijd over context: sociaal, historisch, bouwkundig, materiaalgebruik en hoe je die transformeert naar een nieuwe context. Een vriend van mijn broer had net een boerderij in Weert gekocht, die hij wilde verbouwen tot woonhuis. Hij gunde mij die opdracht. Dat werd ons eerste project.’
Jullie richten je dus op transformatie?
‘Mijn voorkeur gaat uit naar werken met wat er is. Soms is dat een rijksmonumentale context, die je met een handschoentje aanpakt, soms hanteer ik de sloophamer. Onze projecten lijken nooit op elkaar. De transformatie van de boerderij in Weert was een eerste oefening in hoe bouwen in zijn werk gaat – heel anders dan de theorie op de Academie. Ik kwam in aanraking met vakmanschap en ambacht, ontdekte hoe bouwen en wonen met elkaar verbonden zijn.
Zo’n project – een boerenerf – is altijd in ontwikkeling. Als een schuur niet meer nodig is, dan kun je hem eenvoudig voor iets anders inzetten of demonteren en opslaan. De duurzaamheid die we vandaag nastreven zat al besloten in die systematiek. Biobased en circulair bouwen zoals we het nu noemen, deed die keuterboer destijds al.
Toen ik begon aan de verbouwing van mijn eigen boerderij in Maastricht, vond ik in de schuur mergelstenen, afkomstig uit de nabijgelegen ENCI-groeve. Die stenen waren al twee keer eerder gebruikt in een bouwwerk, ik heb ze benut om nieuwe muren te maken.’
Hoe kwam je aan die boerderij?
‘Mijn vriendin had hem zien staan en zei: “Die gaan we kopen, ik ga een bod doen.” Ik ging kijken en zag dat er veel moest gebeuren. Het is een langetermijnproject. Ik doe alle bouwwerkzaamheden zelf, van metselen tot dakdekken en elektra aanleggen. In eerste instantie was dat een kostenoverweging, maar het past ook bij hoe je zo’n boerderij gebruikt. Ons wonen verandert, het gebouw verandert langzaam mee. We hebben vorig jaar een kindje gekregen, nu ben ik een kinderkamer aan het timmeren. Na ons gaat er waarschijnlijk ook weer gewoond worden. Wij zoeken een structuur die dat kan faciliteren, die nieuwe invullingen mogelijk maakt. In dienstbaarheid schuilt voor mij een bepaalde schoonheid; mijn handtekening hoeft er niet op.’
Hanteer je een bepaalde ontwerpaanpak?
‘Het begint met observeren, het vastleggen van bepaalde kenmerken. Wat is de kwaliteit die je aantreft, en kunt creëren? Een belangrijke les die ik heb geleerd: experiment loont! Dat proberen we in elk project, met name op gebied van materialen. Zo werken we met stampleem en kalkhennep. Het hangt ook af van de opdrachtgever, die vindt experimenteren soms spannend. Maar omdat ik zelf bouw, weet ik inmiddels hoe een en ander werkt. Ik maakte zelf het recept voor de mortel om de mergelstenen te metselen. Vervolgens heb ik de eerste verdieping in kruislaaghout – ofwel CLT – gemaakt. Dat was lastig, want CLT is perfect maatvast, terwijl in de boerderij niets recht is. Ik moest het nodige bijzagen. Het grote voordeel was dat het dak en de wanden in twee dagen stonden.
Ruimtelijk hebben we ook geëxperimenteerd. Zo hebben we geen afgesloten badkamer, maar staan het bad, de douche en de wc als afgesloten objecten in de open ruimte. Als we het gebruik willen veranderen, kun je die objecten er eenvoudig weer uitnemen. Een experiment mislukt ook wel eens. Zo is er een kozijn dat lekt. Het huis is een plek om te proberen en een showcase. Er komen veel opdrachtgevers over de vloer om te kijken hoe het werkt.’
Ga je op die manier ook het persoonlijke contact aan met opdrachtgevers?
‘Ja, ik wil wel een echte band met de gebruikers, die voeden het project door te vertellen over hoe ze wonen. Ook dat zijn contextuele ingrediënten. Ik ben nu bezig met een groot pand in Maastricht waarin sociale functies komen, waaronder een voedselbank. We gaan allereerst praten met de mensen die daar werken: wat doen ze, hoe gedragen ze zich? Het fonds is een goede opdrachtgever, zij hebben ons gevraagd om dat gebruikersonderzoek te doen. Dat is niet vanzelfsprekend; ik hoorde eens van een architect die niet met gebruikers mocht spreken omdat dat ‘ruis’ zou geven. Zo’n opdracht zou ik niet aannemen.’
Is de nominatie voor de Abe Bonnema Prijs belangrijk voor jou?
‘Ik ben de enige genomineerde van buiten de Randstad. Ik vind het fijn om te laten zien dat er in Limburg ook het nodige gebeurt. Het is ook een erkenning voor onze werkwijze en voor de enorme kwaliteit die besloten ligt in rurale bouwwerken. Ik ben ervan overtuigd dat je die kwaliteit ook in een stedelijke omgeving kwijt kunt en op nieuwbouw kunt toepassen.’
Jullie hebben de afgelopen tien jaar al een flink aantal renovatieprojecten gerealiseerd, waaronder jullie eigen kantoor. Hoe kijk je naar de komende tien jaar?
‘Ik wil met het bureau niet heel veel groter worden. We zijn nu met zes medewerkers, dat worden er maximaal acht. Anders moet ik te veel gaan managen, dan verlies ik mijn rol als ontwerper. Van werken in een klein team worden plannen beter, je kijkt met elkaar mee. We doen geen eigen projecten. Het idee is juist dat iedereen zijn inbreng in elk plan heeft. Dat werkt heel efficiënt. In een overleg van een uur maken we – in dialoog – grote beslissingen.
Wat mijn droomopdracht is? Vroeger dacht ik: een museum. Nu ben ik bezig met de renovatie van een basisschool, die ik buitengewoon boeiend vind. En ook door de opdracht voor de voedselbank merk ik: de maatschappelijke opgave bevalt mij.’
Joey Rademakers (Weert, 1989)
Joey Rademakers studeerde in 2012 als interieurarchitect af aan de Architectuur Academie Maastricht. Voor zijn afstudeeropdracht ontving hij de BNI Award Masters 2013. In 2014 was hij een van de oprichters van onderzoeks- en ontwerpbureau De Nieuwe Context. Het bureau werkt aan bijzondere ontwerpen op het snijvlak van interieur en architectuur, en laat zich inspireren door de context, de omstandigheden en de historie van een pand. Rademakers geeft sinds 2017 les aan de Architectuur Academie Maastricht.