Interview door Kirsten Hannema
foto: Marije Kuiper
Het Dijkhuis dat Laura van Santen (1985) en Diederik de Koning (1983) van bureau la-di-da in het Zuid-Hollandse dorp Strijensas bouwden, is er een in een reeks particuliere woningen waarmee de architecten een bouwmethode willen ontwikkelen die economisch én ecologisch is. In hun zelf verbouwde woonhuis annex kantoor in Den Haag leggen ze uit wat deze ‘bouwstijl’ behelst.
la-di-da staat voor Laura en Diederik design & architecture. Hoe is jullie samenwerking ontstaan?
Diederik de Koning: ‘Ik heb eerst geografie gestudeerd in Groningen, en koos daarna voor bouwkunde in Delft. Ik wilde zelf dingen kunnen maken, daarom is het voor mij belangrijk om het maakproces te begrijpen. Dat is wat me aansprak in de leermodule Hout – het is een benaderbaar materiaal, bij uitstek geschikt voor zelfbouw. Tijdens dat vak leerden Laura en ik elkaar kennen.’
Laura van Santen: ‘Ik experimenteer veel met materialen, van hout en textiel tot keramiek en metaal, om er producten mee te maken voor toepassing in bouwprojecten. Tijdens mijn studie liep ik stage bij Onix in Groningen, een bureau dat veel met hout bouwt. Na mijn afstuderen in 2010 ging ik aan de slag bij Inside Outside, het bureau van interieur- en landschapsontwerper Petra Blaisse, waar ik onder andere werkte aan het project voor de LocHal in Tilburg.’
DK: ‘Ons eerste gezamenlijke project – een huis voor mijn ouders, in de Achterhoek – ontstond toen Laura daar nog werkte, terwijl ik onderzoek deed en les gaf; we schetsten in de avonduren. We ontwierpen met hout, multiplex en OSB-platen, waarbij de ruwbouw ook afbouw is. Momenteel promoveer ik aan de TU Delft op de architectonische ontwikkeling van de boerderij, van de prehistorie tot de moderne tijd. Dat onderzoek gaat in belangrijke mate over de Nederlandse houtbouwtraditie – waarop wij met onze ontwerppraktijk voortbouwen.’
Het Dijkhuis is dus onderdeel van een groter verhaal?
LS: ‘De nominatie voor de Abe Bonnemaprijs gaat wat ons betreft niet om dit gebouw, maar om het ontwikkelen van een bouwmethode die het mogelijk maakt om economisch én ecologisch te bouwen, in met name rurale gebieden. Wij zien daarin een grote potentie voor de combinatie van wonen, werken en kleinschalige landbouw. Ons oeuvre bestaat nu uit vier huizen: Hietland in de Achterhoek, A-frame in Almere, het Dijkhuis in Strijensas en het Tiny House in Deventer.
De Australische architect Glenn Murcutt is een grote inspiratiebron. Hij maakt volledig ge-engineerde ontwerpen gericht op het creëren van een gezond binnenklimaat. Wat heb je aan een visgraatvloer of design keuken als het binnen snikheet of ijskoud is? De energiecrisis maakt dat pijnlijk duidelijk. Voor ons begint ontwerpen met de vraag: wat is betaalbaar? En daar komt vervolgens een esthetiek uit die wij mooi vinden.’
DK: ‘De Engelse uitdrukking la-di-da betekent pretentieus. Wij gebruiken het meer speels – mild ironisch. We vinden dat architectuur pretentieloos moet zijn. We werken met panelen uit de loodsenbouw en opbouwleidingen voor elektra. We ontwerpen ademende, damp-open houten constructies, voor zowel de gevel, het dak als de vloer. De vloer tillen we iets op boven het maaiveld om de voetafdruk van het gebouw te minimaliseren. We willen het gebruik van beton zo veel mogelijk reduceren; het eerste project stond nog op een betonnen vloer en fundering, voor het Dijkhuis gebruikten we houten palen.’
Houten funderingspalen zijn toch niet ongebruikelijk?
LS: ‘Vroeger werden huizen op houten palen gebouwd, nu zijn die standaard van beton. De constructeur rekent namelijk met zogenoemde eurocodes, die zijn gebaseerd op beton. Bij biobased gebouwen zit doorgaans ook een betonfundering onder de grond verborgen.’
DK: ‘Wij laten dat deel van het gebouw ook zien op presentatietekeningen; het hoort bij het ontwerp en het gaat om heel veel materiaal. Door met houten palen te werken, hebben we bij dit project zo’n honderd strekkende meter betonnen fundering bespaard. Alleen het bovenste deel van de palen, waar het grondwaterpeil schommelt waardoor hout kan gaan rotten, is van beton.’
Hoe zit het huis verder in elkaar?
LS: ‘De bewoners hadden een stuk land aan de dijk gekocht en kwamen bij ons via een relatie van het project voor de LocHal, die het Hiethuis had gezien. Ze wilden een woning waar ze ook zouden kunnen werken en het buitenleven ervaren.’
DK: ‘Het bouwbudget was beperkt: twee ton. Dat hebben we allereerst in isolatie gestoken: driedubbel glas en een dertig centimeter dik pakket houtvezelisolatie. Daardoor hebben de bewoners in principe geen verwarming nodig en dus nauwelijks stookkosten. Voor echt koude dagen is er een kleine pellet kachel. Een WTW-installatie zorgt voor gelijkmatige verspreiding van de warmte via ventilatielucht.’
LS: ‘In plaats van een woonruimte met slaapkamers hebben we de plattegrond als een schakeling van multifunctionele vertrekken ontworpen. Alle ruimtes zijn door verdiepingshoge schuifpuien en ramen verbonden met het omringende terras, en van elkaar te scheiden met behulp van schuif- en vouwdeuren. De bewoners slapen op de tussenverdieping.’
Opvallend is dat het huis geen gangen heeft.
DK: ‘We wilden geen vierkante meters aan verkeersruimte verliezen. Om warmteverlies via leidingwerk te voorkomen, hebben we de installatiekern in het midden geplaatst, met de badkamers direct ernaast. Het leukste is de doucheknop, die je indrukt en dan 30 seconde loopt, zoals op de camping. Onze opdrachtgevers grapten dat wij nog calvinistischer zijn dan zijzelf.’
Zijn er dingen niet gelukt?
DK: ‘Een betaalbaar biobased gevelmateriaal hebben we nog niet gevonden; aan de houten platen die wij gebruiken is een vleug cement toegevoegd voor de brandwerendheid. Het zoeken naar een geschikt alternatief, is een volgende stap die we willen zetten.’
Jullie hebben het ontwerp ook deels uitgevoerd.
LS: ‘Om de kosten te drukken, nemen we zelf steeds meer de rol van aannemer op ons. Onze opdrachtgevers hebben ook meegebouwd en hielpen met de planning. Het was een hele fijne samenwerking.’
DK: ‘Het geeft een enorme energie om zelf te bouwen, maar het gevaar is dat wij verantwoordelijkheden op ons nemen waarvoor een aannemer risicomarges inbouwt.’
Het roept de vraag op of dit een duurzaam businessmodel is.
LS: ‘Dat is het nog niet, maar dat is wel waar we naartoe werken: een verdienmodel waarbij we zelf de productie van onze ontwerpen kunnen coördineren en in eigen beheer bouwen.’
DK: ‘We hebben een ‘spel’ gemaakt: een kist met houten blokken die bewoners naar wens kunnen schakelen tot een woningontwerp. Doel is niet om het hele huis te prefabriceren, maar de wanden en vloeren met die modules in elkaar te puzzelen. In een Excelsheet bieden we per materiaal een overzicht van de afmetingen, isolatiewaardes en prijzen, op basis waarvan opdrachtgevers kunnen kiezen. Ons plan is om in een grote werkplaats dit proces verder te ontwikkelen en organiseren. Als we de Abe Bonnemaprijs voor Jonge Architecten winnen, gaan we het prijzengeld daarin investeren.’
november 2022
Laura van Santen (Leiden, 1985)
Diederik de Koning (Curaçao, 1983)
la-di-da design & architecture
Laura van Santen studeerde in 2010 af als architect aan de TU Delft. Afgelopen jaren deed ze intensief materiaalonderzoek, waaronder het ontwikkelen van textiel voor de 4000 m2 flexibele schermen in de LocHal Tilburg. Ze geeft les aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Net als Diederik de Koning (1983) met wie ze in 2015 architectenbureau la-di-da heeft opgericht. De Koning studeerde technische planologie in Groningen en architectuur aan de TU Delft, waar hij nu een promotieonderzoek doet. Met hun bureau proberen ze op een zo economische manier ecologisch te bouwen. Deze fascinatie met ‘eco-brutalisme’ leidt tot praktische maar ongebruikelijke oplossingen voor kleinschalige woonprojecten. Ze trachten het bouwproces van grondstof tot product te doorgronden. In samenwerking met verschillende werkplaatsen doen ze materiaalexperimenten en ontwikkelen ze nieuwe architectonische producten.
In 2017 won het bureau de Architectuur Prijs Achterhoek voor een woning met schuur in Laren.