Interview door Kirsten Hannema
Fotografie portret: Jet van Schie
Met de open ontwerpprijsvraag voor de Kunstwerf, een gebouwencomplex voor podiumkunsten in het Ebbingekwartier, nam de gemeente Groningen een risico. Donna van Milligen Bielke deed dat op haar beurt door een plan in te dienen waarin ze buiten de lijnen tekende. Ze won, samen met Ard de Vries, en daarmee werd haar eerste gebouwde werk een feit.
Je won in 2014 al de Prix de Rome en in 2019 de Jonge Maaskantprijs. Wat betekent de nominatie voor de Abe Bonnemaprijs voor jou?
Donna van Milligen Bielke: ‘De Prix de Rome is een prestigieuze prijs, die je wint voor een idee, in antwoord op een actuele vraag die gesteld wordt; in 2014 was de opdracht om de openbare ruimte in Rotterdam te reorganiseren. Ik won met mijn plan Cabinets of Curiosities, en heb daar veel aan gehad, ook door mijn verblijf in Rome. De Maaskantprijs krijg je voor een jong oeuvre, een serie ideeën, maar ik had daar nog niets van uitgevoerd. Deze prijs gaat over gebouwd werk – mijn eerste gebouw. Het is een prijs met een stevige jury, een belangrijk moment: de proef op de som. Want ik heb best vaak dat na een lezing mensen tegen me zeggen: “Goh, interessant, maar hoe dan?”’
De aanmoediging als jong bureau is nog steeds welkom?
‘We hebben ongelooflijk geboft dat we, via de open prijsvraag die de gemeente Groningen samen met Architectuur Lokaal uitschreef, de Kunstwerf hebben kunnen realiseren. Het is uniek dat we als beginnende architecten die opdracht wonnen. Normaal gesproken is dat niet mogelijk zonder referenties. Het was ook de laatste keer dat we een dergelijke prijsvraag voorbij zagen komen, voor meer dan alleen een paviljoen. Ik vind het best stoer van de gemeente dat ze dat hebben willen doen, en dat ze geld bij elkaar hebben geschraapt om dit gebouw te maken, voor vier theatergezelschappen die voorheen in loodsen verspreid over de stad zaten.’
Met ‘we’ bedoel je jezelf en Ard de Vries. Jullie hebben het project samen gerealiseerd. Wat houdt jullie samenwerking in?
‘Ik kende Ard uit het café bij het gebouw waar we een paar jaar geleden allebei een werkplek hadden. Hij vroeg mij om mee te doen aan de prijsvraag voor het stedenbouwkundig plan voor het Berlijnplein in Leidsche Rijn. Dat wonnen we. Toen de oproep voor de Kunstwerf langs kwam, dachten we: laten we het nog een keer proberen. Daarna hebben we nog een tijdje apart gewerkt, maar we merkten dat het samen beter gaat, juist omdat wij heel verschillend te werk gaan. Niet zo zeer inhoudelijk, maar wel methodisch verschillend. Onze focus ligt meer op architectuur dan op bureaustructuur. We richten ons op thema’s en projecten die we goed en interessant vinden, om daar ons werk van te maken. We hebben beiden nog steeds een eigen bureau, maar werken altijd vast samen.’
Hoe kwamen jullie tot het ontwerp voor de Kunstwerf?
‘Mijn fascinatie is het snijvlak van architectuur en stedenbouw: de ‘tussenruimte’. Meer dan over gebouwen denk ik na over de stad die je daarmee maakt. Dat kan niet bij elke opdracht, maar bij deze opgave wel – althans: wij hebben het risico genomen om dat te doen. In de uitvraag was de Kunstwerf als een gesloten gebouw strak tegen de omringende gebouwen – monumenten – geplaatst. Wij dachten: dit is niet goed voor de plek, de stad en de gebruikers. We hebben gedurfd om het gegeven bouwvolume uit elkaar te trekken, er meer lucht in te brengen, en hebben dat voorstel onderbouwd met onderzoek naar de geschiedenis van de plek. De monumenten hebben we ‘vrijgespeeld’ door de nieuwbouw een stukje buiten het bestemmingsplan te tekenen. Daarmee ontstond de ruimte om het complex rond een openbare binnentuin te organiseren, die wordt ontsloten via colonnades.’
Guy Weizman, artistiek leider van het Noord Nederlands Toneel en jurylid voor de ontwerpprijsvraag, beargumenteerde de keuze voor jullie ontwerp van de Kunstwerf als volgt: ‘We moeten zichtbaar zijn, de kunstenaar moet aanwezig zijn.’
‘We begrepen dat. Je wilt niet van een loods ergens achteraf in een gebouw in de stad terechtkomen dat een stapeling van loodsen is. Geïnspireerd door de voorstelling Achterkant van theatergroep De Warme Winkel, kregen we het idee om aan passanten de achterkant van het theaterleven te tonen, waar de gezelschappen oefenen, experimenteren en pauzeren. En het werkt! Ik heb er nu een paar dagen doorgebracht en als je in die binnentuin zit, zie je overal mensen tevoorschijn komen en is er veel interactie tussen de binnen- en buitenruimte en de gezelschappen onderling. Het interieur hebben de theatergezelschappen zelf gedaan. Je moet er even aan wennen als een vloer paars wordt geverfd en een trap als regenboog. Maar het gebouw kan het hebben. Het is mooi om te zien hoe de gebruikers binnen het ‘stadje’ dat we hebben bedacht hun eigen huis bouwen.’
Jullie kozen zelf ook voor uitgesproken vormen en materialen, zoals de zwart betonnen colonnades.
‘Het gebouw communiceert in vorm en detail met de naastgelegen monumenten, maar door de Kunstwerf niet in hetzelfde materiaal uit te voeren, ervaar je juist ook de bijzonderheid van de bestaande baksteenarchitectuur.’
Hoe zijn jullie omgegaan met de eisen die aan duurzaamheid worden gesteld?
‘De eis om aardbevingsbestendig en gasloos te bouwen, heeft grote invloed gehad op de keuzes voor de constructie en installaties. Het gebouw moet kunnen meebewegen bij bevingen en dat vraagt om een stalen constructie. De betonnen gevel- en dakconstructie waren noodzakelijk om zes grote zalen voor muziek te maken zonder geluidsoverlast –onderling én naar de omringende woningen. Door het gebouw zeer luchtdicht te maken, kunnen we warmte en koude terugwinnen. Het complex functioneert gasloos door de aansluiting op het warmtenet en daken vol zonnepanelen. Flexibiliteit en multifunctionaliteit zijn belangrijk om nu en in de toekomst het gebouw te kunnen blijven gebruiken. De zalen zijn voor de gezelschappen ontworpen, maar er kan op de duur ook een andere huurder in.’
Je hebt met dit gebouw bewijslast voor jouw visie in handen. Zie je mogelijkheden om dat idee op grotere schaal te realiseren?
‘Wij werken momenteel aan verschillende nieuwe projecten – woongebouwen, tentoonstellingen – maar het blijkt lastig om met deze referentie een soortgelijke opdracht binnen te halen. Toen we inschreven op een tender voor een theater, werd gezegd: de Kunstwerf is geen theater, want het gebouw heeft geen toneeltoren of een expeditieruimte voor vrachtwagens. Laatst was er wel een prijsvraag voor een vergelijkbaar gebouw, maar gold de eis dat je de afgelopen drie jaar zeven mensen in dienst gehad moest hebben. Daardoor werden we uitgesloten. De tendercultuur is dramatisch voor de ontwikkeling van het architectuurveld in Nederland. Het draait grotendeels om risicomanagement. Maar risico’s indekken is ook alle mogelijkheden op iets bijzonders wegnemen.’
november 2022
Donna van Milligen Bielke (Amsterdam, 1983) studeerde in 2012 af aan de Academie van Bouwkunst in Amsterdam. In 2014 ontving ze de Prix de Rome voor architectuur voor het plan ‘cabinets of curiousities’ voor het reorganiseren van de openbare ruimte in Rotterdam. In 2019 kreeg Van Milligen Bielke de Jonge Maaskant Prijs voor haar specifieke focus op architectuur als onderdeel van het stedelijk weefsel. Ze is gefascineerd door het herdefiniëren en positioneren van grenzen, en de invloed van architectuur op de openbare ruimte. In plaats van architectuur in volumes in te delen en de stad te beschouwen als een verzameling van volumes, ziet ze architectuur als een middel om stedelijk weefsel vorm te geven, te verbinden en erop in te spelen. Ze opereert daarmee op de grens van architectuur en stedenbouw. Sinds 2017 werkt Studio Donna van Milligen Bielke samen met Ard de Vries Architecten.