Het woonhuis is ontworpen voor een gezin met drie kinderen en is gerealiseerd in het voormalig buitengebied van Twente. In het ontwerp is qua taal en materialisering een relatie met de geschiedenis gezocht. De architectuur bestaat uit een klassieke vorm met eenzijdig geknikt zadeldak, refererend aan het Twentse hallenhuis. De toegepaste materialen zijn veelal streekeigen en ook het onderscheid tussen ‘voor’ en ‘achter’-gebied is zichtbaar in de materialisering. Daarbij is in uitvoering en detaillering steeds gezocht naar een interpretatie om te komen tot een eigentijdse uitstraling. Door op grote schaal aan te sluiten bij traditie en op kleine schaal hier van af te wijken is er een gelaagd geheel ontstaan.
De woning is parallel aan de weg geplaatst en heeft de representatieve ‘voorzijde’ aan de openbare wadi ten oosten van het huis. Het volume bestaat uit een hoger deel dat gericht is op de wadi. Daarachter ligt een lager deel dat zo is geplaatst dat er van binnenuit relaties met de verschillende verblijfsplekken in de tuin gecreëerd worden. Er is veel aandacht besteed aan materialisering en detaillering. Er is gekozen voor degelijke materialen die lang mooi blijven en door veroudering karakter krijgen. Door zowel aan te haken op traditie en tegelijkertijd een vertaalslag te maken naar vandaag, is er een gebouw ontstaan dat ook in de toekomst waarde behoudt en op die manier heel duurzaam is.